woensdag 30 november 2011

Piazza del Campo is een Zee zonder Water

De Oude Knorpot drinkt zijn tweede glas rode wijn en staat bij de keukendeur. Aan de verweerde tafel zitten de Droeve Dichter en het Stille Meisje. De Oude heeft ze gezegd, dat hij die tekst die hij schreef op het vliegtuig tussen Milaan en Brussel, zoveel jaren geleden, niet meer heeft. Misschien nooit geschreven heeft. Dat het zo lang geleden is en het er niet meer toe doet. Dat het oude mannen gebrabbel is. Zielig.Dat hij misschien nog weet hoe de woorden ongeveer zouden geklonken hebben als hij ze niet vergeten had. En dus vertelt hij, in zijn eigen brommende nasale stemgeluid:


Wandelen op de zee. Een windstille ochtend. Geen bries. Het plein is leeg.

Het Piazza del Campo is een schelp. Een zee zonder water. Het is denk ik het mooiste plein ter wereld. Ik durfde het haast niet te betreden. Wie wandelt op een volmaakt stille zee? Wie een eerste stap op dat wateroppervlak zet weet dat hij verdrinken kan. Je voelt een lichte duizeling. Een wonder. Je wandelt op water. Of niet? Het is van steen.

Je heelal plooit dicht om een woord. Het beuken van de orkaan houdt even op.

Licht is het oudste woord. Geloof is licht en licht is geloof.

Er is een buiging in mijn heelal. Vandaag is een oversteekplaats.

De geest is een perfecte dienaar. Mijn geest stuurt me de demonen van de nacht in mijn dromen 's nachts, als een vreselijke en totaal niet te beheersen meester. Enkel nooit meer slapen stopt de hel.

Er is een bocht in mijn heelal. Hier en nu. Ik weet niet waarom.

Hulpeloos. Pijn in alle emoties en de onmogelijkheid om die pijn onder woorden te brengen, die zelfs maar duidelijk te maken, aan de ander, die je woorden leest of hoort.

Zelfs aan zichzelf vertellen, over die demonen onder het water, kan niet, omdat dat neigt naar hopeloos navelstaren en zelfmedelijden.

Vlak voor het slapengaan besluiten. Niet slapen. Niet durven slapen. Wakker blijven. Nooit meer slapen. Niet wandelen op het water. Het plein niet betreden.

Wandelen op water. Niets dempt nog mijn angsten. In de weemoed van de nacht vechten die angsten zich naar de oppervlakte en als ik slaap worden ze de demonen in mijn dromen. Innerlijke geseling. Het wateroppervlak trilt heel even en je weet dat ze er zijn.

Op dat oppervlak wandelt iemand op het water. Op dat oppervlak wandelt niemand op het water.

Het plein is leeg.

Het goddelijke zwijgen. Eerst stil. Daarna stilte. Daarna oorverdovend.
Eerst was het beeld en het beeld ben ik. Het leed en feest dat leven heet.

Alles stroomt. Ook marmer.
Het marmer is gestold.
Het plein nog steeds het mooiste. Het is een zee zonder water.


Buiten lijkt iemand even voor het raam te staan, maar daar is het donker en binnen in het Donker Kot brandt het licht en de schim buiten is er niet meer. Het is stil in het Donker Kot. Het Stille Meisje praat, maar zij horen geen stem en geen woorden. Ze klinkt als de branding van de zee op een windstille dag en als de zachte bries die het duingras buigt en de zandkorrels verplaatst, onmerkbaar zacht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten