Boerken ligt met griep te bed en vloekt en tiert en hoest en kreunt en jaagt iedereen weg want hij heeft griep en dan is boerken ongenietbaar. Buiten werken de Droeve Dichter en de Scheve Schilder, die stille de altijd vergeten wordt en die daar niet om geef. Ze werken in de stallen. Onhandig en langzaam. Ze knoeien wat aan en zijn lacherig opgewekt als kleuters. De Oude Knorpot die hen zo bezig ziet mompelt wat in zichzelf en slentert weg, de handen diep in de zakken en de kop diep in de kas.
In de kop van Boerken jaagt de winter botsend met de herfst en bonkend tegen een zomers onweer en in zijn leden en lijf janken de wolven tegen de maan en huilen hyena's en beuken kuddes wildbeesten en krioelen miljoenen termieten en worden de heuvels kaal gekapt en de bossen worden woestijnen en tornado's razen over de velden. Boerken zweet. Boerken hoest dikke fluimen en zijn longen knarsen en piepen en schuren en branden.
De Oude Knorpot zit beneden en als de Droeve en De Scheve binnen komen en zich warmen aan de stoof, begin hij te zagen en te klagen over zijn oorlogswondes die vol granaatscherven zitten en die in alle haast zijn dichtgenaaid met botte naalden en ruwe koorden en die ontsmet zijn met jenever en later zijn gaan ontsteken en etteren en die daarom nooit volledig zullen genezen. Die pijn doen van tijd tot tijd.
'Tijdbommen zijn het', zegt de Oude Knorpot,'als de granaatscherven gaan zwerven kunnen ze pezen raken, of aders, of zenuwen. Je kan ondraaglijke pijnen lijden, of je kan verlamd raken of ineens doodvallen. Ik haat die zeurende pijn van oorlogswondes die komt en gaat.'
De Droeve Dichter haalt de schouders op en zegt dat hij erover schrijven zal en De Scheve Dichter zegt niets.
Buiten schuift de volle maan in het zenith tussen de sterren door. De velden zijn kaal en kreunen onder het tergense lawaai dat vanaf de steenwegen komt aandreunen als een onophoudelijke lawine.
Boerken hoest.
Binnen snuiven de paarden. In de stallen is het warm en stil. Er is rust.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten