maandag 24 oktober 2011

Over verdwijnen

'De wind is gekeerd', zegt Boerken, 'en hij is strak geworden en koud en vochtig. Morgen krijgen we kou en wolken en daarna vergeten we hoe de warmte voelde van de zomer.'
'Zoals mensen elkaar kunnen vergeten', zegt De Droeve Dichter, 'er is een dag waarop de wind keert en dat is meteen de laatste dag van de zomer. En de winter sluipt binnen en de zomer verbleekt als een schim aan de horizon in opkomende mist. En je vergeet de warmte van de zon en denkt dat er alleen kou is en grijzigheid. En sneeuw en ijs. En snerpende wind. Je kan veel in de zon zitten, zoals jij gisteren, Boerken, en proberen de zonnewarmte te tanken, en je kan proberen dat gevoel vast te houden en er tegen te vechten, tegen dat vergeten. Maar eens de zon steeds minder hoog boven de einder klimt en haar tocht langs de hemel spaarzamer wordt, vergeet je uiteindelijk haar warmte. De schim aan de horizon verdwijnt, en je weet niet wanneer precies ze uit je gezicht verdween, maar ze is weg. En je probeert de shim een gezicht te geven en een stem en een gestalte, woorden, zinnen, adem, ogen, een mond. Je vecht tegen het vervagen en je verliest. Altijd.'


'Schoon gezegd', zegt Boerken, 'maar dat bedoelde ik helemaal niet. Maar toch schoon gezegd. Ge mist het Stille Meisje, he. Ge vindt dat ge had moeten vechten en nu denkt ge dat als ge gevochten had, dat het dan anders zou zijn. Maar dat denk ik niet, droevigaard. Ze is zoals het water in de Schelde daar achter den dijk. Dat stroomt naar de zee. Wat ge ook probeert.'

'Denk je?'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten