Boerken zit tegen een wilg beneden de dijk, uit de wind en met de zon pal op zijn kalende kop en hij kijkt naar de binnendijk aan de andere kant van de waarop een dubbele rij populieren staat, een rij aan de voet van de dijk en een tweede rij er boven op. De kruinen zijn vaal groen en bruinig en de balderen ritselen luid in de Zuidoosten wind. De hemel is helder, en het blauw is het lichtblauw van de herfst. Boerken wil de populieren tellen, maar is te lui om dat te doen en bedenkt dat het er veel zijn en dat de dijk lang is, want hij verdwijnt aan de einder en Boerken is tevreden met 'veel'.
Over de dijk wandelt het Stille Meisje en Boerken laat haar wandelen. Hij sluit de ogen en slaat de zonnewarmte op voor de winter.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten