zondag 20 februari 2011

Ik en de fiets

De dijken 's nachts zijn donker. De kille wind heeft vrij spel in de polders en op de dijk ben je volledig onbeschermd. Vroeger stonden er notelaars langs de ronde en wat wankele dijken, nu zijn de dijken hoog en stevig en kaal. In de verte, achter de polders, zie je de lichten van de dorpen en de steenwegen met hun vette oranje lichten. Je hoort in de verte het geruis van de auto's.
Langs de dijken liggen dorpen als Vlassenbroek, diep onder de dijk. De kerktoren komt amper hoger dan het jaagpad. Baasrode. St Amands. Mariekerke. Temse in de verte. De dijken kil en donker. Temse aan de overzijde. Fel en helder licht in het duister.

Het water van de stroom lijkt van inkt en stroomt machtig. Als de hemel opklaart, wordt het bitterkoud en kan je de polders overschouwen in de opkomende nevel. Het gras is zilver. De bomen lood.
Zwart en zilver en donkerblauw. Meer kleuren heeft de nacht niet. Tenzij het oranje gele van het menselijke kunstlicht.

Op de dijk is het eenzaam. En koud.


Ooit fietste ik op een warme zomerdag tot Temse, langs de dijken, stervend in het wiel van een ex wielrenner die af en toe omkeek en vroeg of ik nog kon volgen. Ik gaf een korte knik en probeerde het wiel niet te lossen, want dan was ik hopeloos verloren. Twee keer, drie keer was ik er in geslaagd om een gaatje van een paar meter dicht te rijden, wat telkens mijn longen deed barsten en mijn benen liet exploderen. Niet nog een keer niet nog een keer niet nog een keer. Met elke rotatie datzelfde mantra. Sterven.
Toen hij me thuis afleverde, strompelde ik van de fiets, bijna kotsend van ellendige vermoeidheid. Aan hem zag je niets en hij vertrok voor nog een ritje, want hij had met de handrem op gereden, om mij te sparen. Sparen? Ik was op sterven na dood. Alleen sterven deed ik niet.

Anders zou ik dit niet schrijven nu. En dat sterven is het sterven van watjes die geen sportman zijn en het nooit zullen worden. Als je ergens niet goed in bent, bezit je ook niet het vermogen om er over te oordelen of je er goed in bent of niet. Dat ben ik en sport. In het diepst van mijn gedachten was ik zo graag een van die straffe vlaamse sporters geweest. Wielrenner. Voetballer. Illusie.

De twee spannendste momenten op de fiets waren: 1.moeten stoppen voor een onvoorzichtig kind op een dijk op zondagochtend en de voeten niet snel genoeg uit de klikpedalen krijgen en stomweg omkantelen met een gekneusde knie en elleboog tot gevolg en 2.hevige krampen krijgen in beide kuiten tegelijkertijd door te lang te hevig een te grote versnelling trappen en nadrukkelijk 'trekkend' en niet alleen duwend en dus alweer de voeten niet los krijgen en kantelen.

Ik en de fiets: no match.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten