vrijdag 4 februari 2011

Over de eenzame reiziger en risotto

Vroeger reisde ik veel.

Zakenreizen, dat is eenzaam zijn. Iemand vroeg me hoe ik dat deed. Zij die dit vroeg reist nu veel rond, op zoek naar zongerijpt fruit in flessen. Zij werd geconfronteerd met de ongemakken van het hotelbestaan. Eten bijvoorbeeld. Zielig alleen. Ik nam meestal een-hand-gerechten, dan kon ik met de ene hand eten en met de andere een boek vasthouden. Om je eenzaamheid te verstoppen en jezelf af te schermen van de blikken van de anderen. Je kan moeilijk steak met frietjes eten met een hand. En je gaat niet vooraf je vlees in partjes snijden... Dus werd het risotto bijvoorbeeld, of spaghetti.

Lang leve de Italiaanse keuken, waar je een hand vrij houden kan om gebaren te maken. In mijn geval, om een boek vast te houden. Een boek, wist zij ook al, en geen krant. Te groot en te omslachtig. En vette inkt aan je vingers. Neen: een boek. En een smartphones, en later, een Ipad. Blogs lezen. Blog schrijven. Vechten tegen alleen zijn.

Eindeloze zakendinners. Gesprekken die je levendig moet houden, omdat dat zo hoort. Dikwijls in vreemde talen als Duits. Daarna lichtjes beschonken en volgevreten nog even aan de bar en dan naar bed. Moe van de vreemde taal. Moe van de lange dag. Moe van de focus op het doel: de deal. Slecht slapen want te laat gegeten. Volle maag. Espresso na de maaltijd. Vreemd bed. Jetlag. Jagende airco. Ongemakkelijke matras. En zoveel meer om je uit de slaap te houden.

Leven in vlieghavens, vliegtuigen, taxi's, hotellobby's, restaurants. Altijd alleen, nooit alleen. Laat toekomen in morsige hotels, restaurant al gesloten, 's ochtends klote ontbijten in kelders. Maar onzinnige luxe en niet de tijd ervan te genieten, soms. Contrasten. En vooral: alleen zijn.

Op de duur was het een verslaving: zakenreizen.

Ik kom thuis en op de tafel ligt een dik pak papier vol letters, woorden en zinnen, achtergelaten door mijn vader. Het relaas van zijn pa en ma en hun bewogen leven. Ik doorblader even. Het is middernacht en ik ben te moe.

Ik weet wet zeer zeker: ik ga dit lezen en Boonsiaans verwerken. Ik, de schrijver. Ik, de zakenman, die doet alsof. Ik, de schilder. Ik, de boer. Ik, de kantieke betweter. Allemaal nevenfiguren, commentatoren. Die terugblikken op de rijd. Die denken over het schrijven, over geschiedenis en de mensen die geschiedenis maken en zij die hem ondergaan en het verband daartussen.

Buiten raast de wind als in de herfst. De rolluiken klateren.
Vroeger reisde is veel. Erg veel. Van Japan tot de US en alles daartussen. Ik was veel eenzaam en alleen. Het was nooit zielig. In de boeken die ik las schreef ik de vlucht, of de plaats. Amsterdam-Shanghai 2005 bijvoorbeeld. Ik las die boeken etend met een hand. Ik en het boek. De eenzaamheid en mezelf.

Buiten raast de wind.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten