"De geschiedenis herhaalt zich nooit, ze rijmt altijd een keer, of zoiets in die aard zingt Spinvis", zegt De Droeve Dichter en ik wou dat ik dat geschreven had, ooit, nu, morgen. Het is nooit. De Droeve Dichter praat tegen niemand. Hij praat tegen zichzelf. Tegen iedereen. Als steeds.
De Dichter zit op een trein nergens heen en mompelt tegen zichzelf. De trein stinkt naar mensen en vet en viezigheden. De coupé is leeg.
Hij ziet zichzelf in het tegen het duister buiten en in zijn ziel, heeft geen pen en geen papier, heeft enkel zichzelf.
De trein stopt hortend en stotend en jankend en kriepend en dan openen de deuren steunend en stomend. Het is tegen middernacht en de Dichter stapt op het perron. Nog een drietal eenzame mensen stappen uit. Het is bitterkoud. Hij ruikt de zee. Hij legt de lege fles in de eerst afvalemmer die hij passeert en hij probeert niet te wankelen in de ijle nachtlucht.
De Droeve wandelt een kwartier stevig door en staat dan op de dijk en de zee is wild van de wind. De regen is striemend. Op de dijk is een groezlig cafe open. De eerste trein terug vertrekt pas binnen een 5tal uur. "Wat doe ik hier", vraagt De Droeve Dichter zichzelf.
Achter de horizon is een andere tijd. Achter elke horizon. Niemand heeft ooit de horizon kunnen bereiken.
De Droeve Dichter telt het geld en kijkt naar de kaart en kiest een dubbele wodka. De nacht is nog lang. De Dichter heeft zichzelf. Buiten ruist de zee.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten