zaterdag 31 december 2011

Sagrada Familia of de hangende torens

Ik denk in zinnen. Ik schrijf voortdurend woorden aan elkaar. Als ik dingen zie, als ik aan dingen denk. Ik zet ze om in zinnen en schrijf de zinnen in mijn hoofd en herschrijf, keer op keer, schavend. En dan zet ik me achter het schrift en ik neem de pen en probeer de zinnen te schrijven die in mijn hoofd dwalen, en ik verdwaal in de woorden en kom op andere plaatsen dan waar ik wilde komen en ik herken de zinnen niet en vloek en tier en miljaar en niets helpt.


De Oude Knorpot drinkt gulzig van zijn Duvel.

De Gladde Zakenman denkt dat hij alles gezien heeft. Hij dwaalt. Ooit verkocht ik mijn ziel aan De Peetvader, voor het geld en de macht. Ik reed in zijn Engelse sportwagen die meer dan 10 jaarlonen van zijn arbeiders had gekost en ik reed ermee naar die stad die een vissersdorp is. Ik reed bijna elke maand. Ik deed er zaken met de vrienden van De Peetvader. Ik vertrok rond middernacht, tankte een eerste keer net voor Parijs, legde de kap open en reed stapvoets dwars door de lichtstad, middenin de nacht. Winter en zomer, behalve als het regende. De 500 PK onder de gaspedaal brullend als een hongerig roofdier.

Tegen meer dan 250 zweefde ik verder naar het Zuiden, dwars door Frankrijk. Gehuld in luxe en leder en macht en ik was zielloos, want mijn ziel was verkocht. Elke 300 kilometer tanken en een koffie slurpen. In de trechter net voor Lyon, kon je soms de wind voelen die vanaf de warme zee de eerste tekenen van de zomer tegen je gelaat streek, maar soms ook de zijwind die vanaf de Alpen de ijzigheid van de bergen onder je kleren liet glijden. Tegen de ochtend dronk ik koffie bij de haven van het oude vissersdorp die een stad is.

Ik sliep er in een hotel langs de laan die schuin vanaf de zee langsheen de Olympische berg het land in beukte. Er was een zwembad op de hoogste etage, in openlucht. Ik zwom en keek naar het Olympisch stadion, ik keek over de zee, de stad, ik zag de heuvels achter de stad en de eeuwige kathedraal. Het zwembad was een bokaal groot.

Aan het begin van de scheve laan ga je even naar links, met voor je de zee. Daar staat, verheven hoog boven het volk, op een veel te hoge en smalle pilaar, de megalomane ontdekkingsreiziger die uit een andere stad kwam, maar hier vertrok met drie te kleine schepen, naar die andere kant van de wereld die niet vlak meer was.

Rechts van je reiken het teakhout en aluminium van hedendaags design in zee en links daarvan is er de lange brede laan vol pseudo kunstenaars en muzikanten en mislukte voetballers die kunstjes doen met een bal en weemoedig kijken en tekenaars en schilders en zakkenrollers en toeristen. Het is de laan van de onmetelijke triestheid.

In die straten dwaalt een gekke architect, een waanzinnige. Die huizen bouwt die in elkaar lijken te zakken als waren ze gevuld met water en modder. Vrienden van de Peetvader, die in de mode zaten, hielden feestjes boven op het dak van het gebouw dat lijkt op een steengroeve die als een vette buik in dikke plooien zakt. Het dak met de inzakkende, gedraaide schoorstenen van witte scherven. Die duurden tot de zon weer opkwam. Vanaf het dak kijk je naar de kathedraal in aanbouw.

De waanzinnige in donkere lompen loopt er elke dag, roepend en tierend, biddend en zingend tot God en de Engelen en Maria en alle Heiligen. Hij bouwde geen kathedraal. Hij tekende een kathedraal en bleef tekenen. En de torens werden hoger en hoger en talrijker en donkerder en lichter. Zijn kathedraal reikt niet naar de hemel, zoals alle andere kerken en kathedralen. Hij bouwde geen kathedraal. Hij droomde er een en nog een en nog een en de droom werd steeds oneindiger.

De Kathedraal van de Heilige Familie reikt niet naar de hemel. De droom van de gekke architect hangt vanaf de aardbol in de hemel.

Vanuit de Middeleeuwse haven vertrokken drie schepen omdat de aarde een bol was. Een krankzinnige liet vanaf die bol een kathedraal in de hemel hangen. Hij liep biddend en zingend tot God onder een tram en stierf. Men bouwde verder aan zijn kathedraal, maar de waanzinnige die in een klein hok woonde, daar op de werf, was dood en met hem stierf de geniale chaos die hij tekende. Ooit voltooit men iets wat men nooit had moeten voltooien.

Hij droomde een kathedraal. Een kerk die aan de wereld hangt tot ver in de hemel.

Ik ging er soms uren zitten en ik keek naar de bouwwerken en waande me even in de Middeleeuwen. Soms is het fijn je te koesteren in illusies.

In de vroege ochtend nam ik de taxi tot het park waar een veelkleurige salamander op de trappen ligt en waar als je geluk hebt 's ochtends vroeg een paar jonge mensen op gitaar, viool en contrabas muziek maken tussen de ruwe pilaren die als bomen zijn die op olifantenpoten lijken en die de gewelven torsen waarop de kronkelende banken rusten en die veelkleurig zijn en glad blinkend. Ik heb er duizenden foto's genomen van de combinaties aan scherven. Ik zat er op de bank, een beetje opzij, want anders zit je met je rug naar de stad, en keek uit over het vissersdorp dat een stad is en over de stad die een vissersdorp is en ik zag de veelkleurige schoorsteen met het organische kruis en ik slurpte de klanken van de klassieke muziek die langs de gewelven omhoog gleed.

Daarna ging de zon hoger staan en kamen de toeristen en dan nam ik de taxi naar de top van de olympische berg waar de sculpturen staan en het stil is een leeg.

's Nachts ging ik tussen de brede laan van de zakkenrollers en de gotische wijk de smalle stegen in, waar rond wilde vuurtjes alle dakloze junkies van Europa neerstrijken in hun huizen van karton en dekens en oude kinderwagens, die hun lepels gloeiend heet stoken tot het poeder smelt en ze het als vloeistof in de naalden kunnen opslurpen om het in hun lijf te spuiten. Ik fotografeerde hen en was niet bang. Op een nacht kwam ik tot bewustzijn, liggend tegen de gevel van de oude kathedraal met een gebroken neus en een gekloven lip en ingetrapte ribben en ik was mijn dure reflexcamera kwijt en mijn geld.

Ik at er nooit bij de designer haven en zeker niet in de buurt waar de huizen staan van de waanzinnige architect of zijn hangende kerk. Ik nam de taxi de heuvels in of ik reed met de Engelse sportwagen naar de zakenbuurt of ik reed de stad uit naar de kleine vissersdorpen iets verderop langs de kust, of ik reed over de hoge heuvels het achterland in, waar de wijngaarden zijn.

En ik zwom in het kleine zwembad op het dak en keek naar de torens die in de hemel hangen. Ik wandelde het hele eind. Eerst tot bij de zee, dan langs de zee tot het Olympisch dorp en het design hotel om dan de stad in te gaan, van de zee weg, tot bij de kathedraal en ik ging er op mijn rug liggen en keek zo naar de kathedraal van de Heilige Familie en ik dacht van de aarde te vallen, recht in de wolken boven mij en ik zag de waanzinnige donkere schreeuwende en biddende architect die naast me kwam zitten, zich vastklampend aan de grassprieten om niet in de hemel te vallen.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten