"Smeltende sneeuw is het lelijkste seizoen", zegt Dichter stil en hij nipt voorzichtig van zijn koffie, "Het is zo lelijk dat het niet lelijk genoeg is om mooi te zijn."
Stil Meisje kijkt hem aan. Ze zit tegenover hem aan de verweerde tafel en ze kijkt in zijn ogen en hij in de hare en hij verdwaalt in de eeuwigheid en de overweldigende stilte van haar ziel en de wereld plooit open en de tijd staat stil. Zij ruist zacht ritselend dat wat Dichter zegt, haar raakt en dat ze deze woorden onthouden zal.
Dichter bedenkt in de stilte tussen woorden, dat haar fluisteren hem ontroert en dat hij smeltwater voelt in zijn ogen en ijskristallen in zijn keel en de smaak van zoet water in zijn mond en dat zij zijn hartslag is en dat hij dat straks schrijven moet. Ergens.
In de polders dooit de winter zich tot kille regen en wind en grauwe modder.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten