Ik heb vreselijke dorst. Mijn keel is verbrande aarde. Mijn lijf is zand. De hemel is een purperen schaal en ik smeek om drinken.
Ik grijp een glas fruitsap. Het geurt naar het Zuiden en heeft de kleur de ochtendzon en het smaakt zuur en zoet en lest mijn dorst tot het lijkt alsof er rijstkorrels in mijn mond zitten en er iets krioelt in mijn slikken. Ik zet het glas neer dat kolkt met duizenden zwart blinkende vliegen die zich ontpoppen van zwarte speldekoppen tot harige insecten in het restje fuitsap in het glas en ik kokhals en uit mijn mond kruipen vliegen en ik voel ze krioelen in mijn slokdarm en ik mijn mond tussen mijn tanden en als ik adem trek ik ze in mijn longen naar binnen waar ze me de adem benemen en ik heb honderden stekende en kruipende vliegen op mijn gelaat en mijn armen en handen en ik raak ze niet kwijt en panikeer.
Zakenman wordt wakker in een bed in een hotelkamer in een hotel in een stad in een land en weet niet waar en hoe laat het is en waar de schakelaar. Hij zweet en zijn keel doet zeer en koortsigheid zaait in zijn lijf en daarna kan hij de slaap niet vinden en ligt urenlang te woelen tot de dag komt
Geen opmerkingen:
Een reactie posten