zondag 20 januari 2013

Winters tafereel

Boerken komt het Donker Kot binnen en met hem waait de kille winter zich onbeschaamd tot diep in huis. Boerken ziet rood van de inspanning en blauw van de kou en hij wrijft de bevroren handen over elkaar om er het bloed in te laten stromen en als hij spreekt klinken zijn woorden alsof ze in watten verpakt zitten want zijn lippen zijn bevroren en traag. Dichter drinkt koffie en Meisje drinkt thee en zakenman is er ook. Hij is met zijn Duitse bolide door de sneeuw naar het donker kot gegleden en op zijn bruine schoenen tekent de drogende sneeuw bizarre patronen van wit en schaduw. Zakenman drinkt een espresso zonder suiker en knijpt de ogen dicht als hij het shot tot zich neemt en het romige schuim is een dunnen snor boven zijn lip. Zakenman kijkt Boerken aan en luistert naar wat Boerken vertelt over bevroren water op de weides en de snerpende kou van de dunne sneeuw en de felle wind die de kou uit het Noordoosten over de polder jaagt en over het zeulen met hamers om het ijs te breken en emmers om het water bij te vullen.
Zakenman luistert en drinkt de woorden alsof het vers en sprankelend water is na een tocht door de woestijn. Boerken merkt het en meandert verder babbelend langsheen de stallen en de paarden en de geur van mest en hooi en de warmte van de mesthoop die nu stoomt als je die openlegt, "want daarbinnen is het zestig graden en je zou er uw villa mee kunnen verwarmen, Zakenman."
Boerken zwijgt ineens en kijkt Zakenman aan en omdat hij zwijgt, ineens, trekt hij de aandacht van de anderen die opkijken van hun koffie en hun thee en zoeken naar waar Boerkens gedachten gebleven zijn ergens in de ether.
"Waar woont gij eigenlijk?" Zegt Boerken ineens. "Gij komt en gaat met uw dikke sportbak, en ge drinkt hier espresso in kleine kopjes en ge koopt dikke romige verse melk bij mij en ge drinkt witte wijn in de zomer, zittend onder de bomen en ge komt vertellen over uw deals links en rechts en uw keihard onderhandelen. Ge zit voortdurend te schrijven op uw ene en te lezen op uw andere telefoon of op een van die griffels van u.

Ge vertelt over uw rijke en machtige vrienden en ge probeert de ziel van Dichter te winnen en ge probeert u te nestelen in de ziel en de schoot van Stil Meisje, maar wie ge zijt en waar ge woont, weten we niet. Woont ge in een villa? In een flat? Een loft? In welk dorp of welke stad?"
Zakenman grijnst, staat op, knoopt een lange donkere jas dicht en zegt dan "Ik woon in hotelkamers in steden in landen" en in zijn stem regent het zacht en triest en Boerken helpt hem buiten en legt heel even een hand op zijn schouder en Zakenman merkt het amper.

Daarna is het stil en winter.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten