Boerken ploetert door de sneeuw die dik is en mals en over de diepe hardbevroren sporen in de betonnen modder ligt als een glad en kil deken. Hij glijdt en schuift met links en rechts een emmer in de hand met daarin 20 liter water telkens, dat klotsend over de rand spat. Zijn armen kreunen en zijn schouders gloeien en zijn rug kraakt en hij vloekt en miljaart en wankelt en zoekt zijn evenwicht. De jonge hengst kijkt hem roerloos en onverschillig aan.
Er valt verse sneeuw.
Op de verse en warme mest die buiten ligt en waarop de sneeuw meteen smelt, zitten twee merels te zoeken naar restjes eten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten