Het is herfst in de zomer en Boerken vloekt en miljaart en grolt en gromt, maar de lucht blijft grijs en donker zonder zon en het regent en waait alsof het november was. Boerken zaagt over gebrek aan zon en teveel aan water en niemand luistert omdat boeren altijd nu eenmaal altijd klagen, maar vooral omdat er niemand is. Boerken staat alleen middenin de polder en roept de goden aan en die lachen hem niet eens uit maar negeren die mier daar beneden in dat benepen land tegen de Noordelijk zee. Ze zien hem niet en als ze hem zouden zien, zouden ze hem verpulveren om van zijn vervelende gekerm af te zijn. Ze zouden de dijken breken en hem laten wegspoelen door het kolkende water dat vanuit de Trage Stroom vernietigend de polder in zou stormen als een kudde buffels.
Boerken vloekt en miljaart en het helpt geen zier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten