Boerken telt de wolken en raakt keer op keer de tel kwijt. Hij vloekt en tiert en de wolken luisteren niet en drijven gewoon voorbij. Wolken worden een of splitten in delen en als Dichter aan Boerken vraagt waarom die zo nodig de wolken wil tellen, gromt die als een valse hond wanneer je probeert zijn bot weg te pakken. Boerken ligt op de rug in het natte gras en de anderen tikken zich op het voorhoofd.
'De dagen slenteren voorbij als kreupele en hoogbejaarde schildpadden die aan de wiet hebben gezeten, bergop en tegen de wind in' ,zegt Boerken, 'En dus verdoe ik mijn tijd zoals in daar goesting voor heb.'
Hij staat op en wandelt tot de woeste weide en gaat er zitten niksen tot de nacht komt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten