De avond stapt traag voorbij als een bejaarde man die achter zijn looprek door de lange gang van het bejaardentehuis van de eetzaal naar zijn kamer sleft om er eenzaam naar de televisie starend te sterven.
"Toen ik jonger was, speelde ik Kerstman voor de kinderen", zegt Knorpot, "en daarna reden we naar het bejaardentehuis en we maakten er de verkleuterden blij en ik werd er misselijk van de ellende en de geur die er hangt en die lijkt op wat je ruikt in de zoo. Later bezocht ik in datzelfde tehuis mijn grootvader die tot kort daarvoor kranig was geweest en sterk als een oude eik. Fietsend door weer en wind. Zijn tuin omspittend op handen en knieen omdat het rechtop niet meer lukte. Scherp als een mes. Pezig. Alert. En dan ineens stierf grootmoeder en was hij verloren. Ik bezocht hem daar en nadien moest ik kotsen. Net als veel jaar daarvoor, als Kerstman. Hij is er niet lang geweest. Hij doofde. Onzacht."
De anderen luisteren en zwijgen en de avond wordt nacht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten