Boerken, Meisje en Dichter zitten in de tuin tussen de Kastanje met zijn zware oranje bruine lover en de Es. Knorpot komt erbij zitten en zaagt en zeurt en bromt en gromt en ze luisteren niet. Het is warm voor de tijd van het jaar.
En als Knorpot merkt dat niemand luistert, druipt hij af. De schouders hoog en de kop laag en de handen diep in de zakken, met grote lompe passen.
Het blijft stil. Boerken heeft geen zin in babbelen en Meisje praat met de wind die uit het Zuiden komt waaien met het zand van de woestijnen in Afrika en Dichter schrijft een roman in het wit van de stilte over woordenloze leegte en het dichtvouwen van tijd en ruimte.
Buurmans en Politieker stappen de tuin in. Ze openen het hek en Buurmans zwaait met twee flessen Spaanse Rode en Meisje haalt glazen en kaas en Dichter extra stoelen en Politieker geeft iedereen netjes een hand en Meisje een zoen op de wang. Ze openen een fles en in de late zon die in het Westen naar de einder neigt, is de wijn dieprood en bijna zwart als inkt en hij ruikt naar eik en bos en fruit en kruiden en hij proeft als de zon en de maan en de wolken en de Zuidenwind.
Ze praten over koetjes en kalfjes en paarden en verkavelingen en huizen en de verkiezingen en de avond glijdt voorbij zonder haperen tot de tweede fles leeg is en de kaas op en Meisje binnen thee gaat zetten die helemaal uit China komt.
De tijd vouwt zich dicht. Heel even.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten