Boerken, Knorpot, Meisje en Dichter zitten in het duister van het Donker Kot aan de verweerde tafel en ze kijken naar buiten. Ze drinken thee en koffie en zijn stil.
Boerken, Knorpot en Dichter zijn het over een aantal zaken roerend eens, zonder dat ooit te moten uitspreken tegen elkaar. Ze weten dat gewoon. Ze houden van de stilte van de tuin, de polder, de oneindigheid van de zee, ze houden van de Trage Stroom en de wolken in de hemel. Ze koesteren het Meisje en de zon. Ze houden niet van menigtes en groepen en verenigingen en dus ook niet van de stad die als een uitgehongerd roofdier omheen de tuin sluipt en in de polders glijdt, sluipend. Sluipend ook is het fanatisme en de blindheid van de collectieve waanzin als mensen zich gaan verenigen in groepen en zich gaan verschuilen achter slogans en ondiepe analyses.
Zakenman schuift mee aan, en Meisje maakt hem een espresso in de keuken in een klein kleurig kopje en hij kijkt naar buiten.
"Schoon is dat", zegt hij, "als de seizoenen zijn zoals ze horen te zijn. Zoals we dat leerden op school, in de kleuterklas, met mooie prenten. De lente met zijn bloemen en bloesems en broedende vogels. De zomer met zijn zon en rijpe korenvelden. De winter met sneeuw en een sneeuwman en bibberende vogels. De herfst met lage grijze luchten en wegtrekkende vogels. Met bomen die hun kleurrijke bladeren verliezen in de jagende wind. En kijk buiten: het is herfst. Zoals toen, in die prenten."
Boerken, Knorpot en Dichter kijken hem aan en dan kijken ze naar elkaar en tenslotte kijken ze naar het Stille Meisje, want Zakenman zegt wat elk van hen in stilte zat te denken en Meisje zegt niets, ze staat op en gaat verse thee zetten. Groene thee uit China.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten