Ik ben mijn eigen kleine oorlog op de Ijzervlakte. Een Wereldoorlog lang sterven miljoenen op een kleine lap grond. Vechtend dagen- en wekenlang voor een meter veroverde grond die een week later alweer verloren is. Mijn akkers liggen bezaaid met honderdduizenden niet ontplofte bommen en granaten, verborgen onder de grond en als ik er ploeg kan ik elk ogenblik ontploffen, zelfs bijna honderd jaar later. De oorlog gaat nooit uit mijn lijf.
Dichter, wat ben je grauw zegt Boerken als hij leest wat de Droeve geschreven heeft in zijn hakende handschrift op ruw papier. Met een zacht potlood. Zwart op wit in bloed.
Onder me kolkt het water als water op zijn hoogste staat en dan keert om weer eb te worden. Het water is zwart en koud en diep en aanlokkelijk.
Ergens staan woorden geschreven.
Wat niet gezien wordt of gehoord of gevoeld of geschreven of gelezen, wordt vergeten en daarna houdt het op te bestaan en tenslotte heeft het nooit bestaan. Ik ben als een gewonde tijger. Ik ben aangeschoten wild. Ik vind geen rust. Ik jank van de pijn. Ik loop verloren. Ik wil bonken en beuken en alles zwart verven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten