"Het Meisje praat in duizend woorden die klinken als het ruisen van de wind in de vette bladeren van de populier die nu geel zijn en lichtbruin en zwaar wegen. Je hoort het ruisen pas als je er op gaat letten", zegt Dichter stil en hij staart naar buiten. "Ze praat en je hoort het ruisen in de bomen als je er op let."
Knorpot stapt naar buiten en wandelt tot bij de dijk en gaat tegen de stam van een populier zitten en hij kijkt over de polder, sluit dan de ogen en luistert naar het ruisen van de wind in de populieren en hoort de woorden en ziet de zinnen en verdwaalt in de beelden die ze tekenen en de verhalen die ze vertellen. Hij ademt rustig en diep en een eeuwige rust daalt over hem en hij vergeet knorrig te zijn en nors en donker. De wind giert langs de dijken en beukt over het water van de Trage Stroom.
In het Donker Kot is het duister want de avond valt en is het stil want enkel Dichter is er en hij schrijft traag en zorgvuldig met potlood op papier. Hij schrijft korte woorden en lange zinnen. hij schrijft over leegtes en stiltes en verloren dagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten