Droeve Dichter stapt het Donker Kot buiten, de tuin in, in de vroege ochtend. De eerste zonnestralen priemen door het dunne lover van de populieren op de dijk.
Dan ziet hij Zakenman. Die zit op een teakstoel waarin hij een handdoek heeft gelegd. Hij kijkt naar de zon die klimt en de hemel en het lover en het gras in een fel orzanje gloed zetten, steeds heviger, steeds dieper, steeds warmer.
Dichter gaat naast Zakenman zetten en over de polders komt het Stille Meisje aanzweven en even later komen ook Boerken en Knorpot en ze zitten naast elkaar en zeggen geen woord.
Als de zon hoger klimt en de gloed afneemt en plaats maakt voor wit licht, staat Zakenman op en zegt stiller dan gewoonlijk: "zo zijn er maar een paar momenten in een jaar. Blij dit te mogen beleven." En hij stapt de tuin uit en even later horen ze het brommen van zijn Duitse bolide. Boerken gaat naar zijn boerderij en Knorpot steeks de handen in de zakken en stapt grollend weg. Meisje zweeft naar de dijk en over de dijk en dan langs de Trage Stroom naar zee. Dichter stapt naar zijn Donker Kot en schrijft over de ochtend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten