zaterdag 17 november 2012

Oeverloos en Dante.

Dichter is vandaag loom en traag en slaperig. De dagen worden steeds korter en als de wolken laag hangen en de polder omsluiten met grijze olieverf met veel zwart en bruin pigment, vullen de velden en weides zich met het permanente duister.

Knorpot, die net het Donker Kot binnenkomt, grommend en knorrend, maakt zonder vragen een stevige espresso die gitzwart is en die uit het kleine kopje lijkt te zinderen. Boerken, die al even binnen was, drinkt jenever en Meisje legt blokken in de haard. Boerken heeft ze binnengebracht, samen met de geur van vers hooi en wee voordroog en paarden. Even later knetterten de vlammen en de gloed maakt slaperig. Meisje zet Groene Thee uit China in een glazen design theekannetje en drinkt daarna nippend de thee uit designmokken.

Ze zitten bij de haard en praten niet. De stilte spreekt in duizend woorden. En dan ruist Dichter zachte woorden.

Dat hij vannacht vliegen kon en hij de weerstand van de lucht voelen kon onder zijn armen alsof het water was waarop hij zich drijvende kon houden en dat hij met enkele krachtige slagen van zijn armen snelheid kon maken, hoe hij zonder angst langs de duinen kon scheren en langs de bomen, de takken schurend langs zijn rug en benen. Hoe zalig dat gevoel was en hoe echt en samenhangend de droom en het gevoel en hoe hij na het wakker worden zich alles kon herinneren en hoe gelukkig hij zich voelde. Hoeveel naars hij heeft gedroomd de voorbije weken en hoe hij dan boos en mistroostig wakker werd, verlaten en bedrogen en vergeten. En hoe hij nu wakker werd, sterk en stralend en gelukkig.

"Allez dan", zegt Boerken ineens en hij kapt de jenever in een teug in zijn keelgat en terwijl hij de dop van de fles draait en het spinnend geluid de kamer even vult, gaat hij verder:"Dan moeten we u voortaan Gelukkige Dichter noemen, dat klinkt niet zo lekker als Droeve Dichter he? Misschien stopt ge nu ook met die onnozeliteiten met die woordjes en misschien kan ik u dan voortaan Lachende Luiaard dopen, want die lach op uw gezicht is aanstekelijk en veel werken hebt ge nog nooit gedaan. Ook een jeneverke?"

Dichter zwijgt en daalt af in de kelder. Hij hoort hoe buiten Dante wild tegen zijn stalwanden staat te bonken en hoe dat hol klinkt en dreigend. Hij neemt een fles rode wijn die hij heeft gekocht op aanraden van de Wijnvrouwe en die hij had bewaard om met Buurmans te openen, maar in voornemens is hij nooit sterk geweest en in beginselvastheid evenmin en het ene hangt samen met het andere.

"Uwen Dante staat weer kabaal te maken", zegt hij tegen Boerken die net een volgend jenever binnenkapt. Boerken vloekt dat hij niet zeker is of die wel goed gekastreerd is want dat die nog hengstenmanieren heeft.

Meisje legt twee nieuwe blokken in de haard. Het vuur is gekaderd. Hun gedachten zijn als de zee: oeverloos.







Geen opmerkingen:

Een reactie posten