Dichter denkt en aarzelt en wikt en weegt de woorden die hij wil gebruiken op een apothekerschaaltje.
Zorgvuldig en geduldig. Hij proeft ze een voor een, maakt ze schoon en spoelt ze. Als een kok die in de keuken zijn ingrediƫnten uitkiest en klaar zet om er straks mee te koken. Dichter kiest de woorden om er straks zinnen mee te maken en beelden.
Soms verbeeldt Dichter alleen maar: eerst was er niets en dan kwam Dichter en hij schreef zich een beeld.
Vandaag is zo'n dag waarop Dichter beschrijft wat hij mocht zien en voelen en horen en proeven en tasten en daarom dreigt hij de woorden niet te vinden deze keer. Ze zijn te grof. Of lijken dat.
Dichter zucht en heft het potlood en wil schrijven.
"Nu niet", denkt hij. Soms zijn beelden te vers en te fragiel nog. Te vloeibaar en klaterend als een bergbeek in de lente als de sneeuw in de bergen smelt en als ijskoud water langs de hellingen omlaag snelt. "Ooit kan ik dit schrijven", denkt Dichter. Het zijn nog niet zijn beelden, nu. Niet van Dichter. Of was het Knorpot. Of Boerken.
De beelden zijn nog te wild en ontembaar om zich in woorden te laten vangen en vatten.
Mensen rond een tafel met goddelijke drank uit Frankrijk die parelt en smelt in je mond en juicht en je geest verscherpt in roezigheid en die je appetijt aanwakkert en pure spijzen. Pratende mensen en lachende mensen met hun hart en ziel open en op het bord op de tafel en in het geslepen glas.
Ze babbelen en hun verhalen waaieren tot onder de kastanjelaar die vurig oranje is in de vroege Novemberzon. "Oranjer dan een Nederlands dorp tijdens de wereldbeker voetbal", zegt Knorpot en Boerken kijkt op.
Dichter prevelt wat over ontmoeten en ont-moeten en de definitie van het begrip Puur. De dag kabbelt verder voorbij als een rustige beek in de polders tussen de wilgen en de polulieren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten