Ik loop door het winterse gras. Het is donker. De weides zijn stil. De paarden staan bij de stallen en wachten geduldig. Ik breng hooi rond. Geurig hooi.
In het Westen is de maan net het Zenit voorbij en ze daalt. Ze licht de daken op met zwart licht en de dunne sluierwolken en de rechte strepen van van vliegtuigen kleuren zilverwit. Het natte gras krijgt een bijna onmerkbare laag witte waterverf.
Ik heb buiten niets meer te doen, maar blijf aan de slag, herstel hier en daar wat draden en timmer wat aan poorten en palen, tot in het Oosten de dag in de lucht komt, blauwig eerst en daarna zacht roze tot oranje. In het Westen daalt de maan nu bleek tot dicht bij de horizon. De zon komt. De maan gaat.
Daarom ben ik boer.
In het Donker Kot wrijft De Droeve Dichter de slaap uit de ogen en hij schrijft wat Boerken hem is komen vertellen bij de koffie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten