'Als er slow food bestaat, of liever, bestond, want zoals alle modegrillen is deze ook luid gekomen en daarna stil gegaan, dan moet gij, Droeve Dichter, aan slow writing doen. Geen grote wilde verhalen, en geen vette zinnen en knallende woorden en zinnen als bossen vol wilde beesten. Gewoon kleine vertelsekes over kleine mensen en hun kleine gedachten en gebeurtenissen in kleine woorden en gewone zinnen.'
Boerken spreekt en niemand luistert.
De Oude Knorpot is er niet. Die is aan de andere kant van de straat in zijn huis en ligt in zijn bad als in het leven: levenloos en stil en niet langer bereid te vechten. Hij is een object in het water en het leven.
De Droeve Dichter is aan het rommelen in de keuken. Het Stille Meisje is buiten en ze wandelt langs de weides.
De regen is koud en de nacht is donker.
De Droeve Dichter komt uit de keuken en schenkt zichzelf en Boerken een jenever en ze nippen voorzichtig. Ze praten over het weer en de paarden en de te natte weides en over hooi en wortelen en bieten en stro. Ze drinken een tweede jenever en Boerken gaat naar huis, langs het pad tussen de donkere weides.
Het waait stevig. De wind strijkt de weides glad. De plassen rimpelen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten