De tijd glijdt, schuift, hort en stoot, kantelt en beeft en piept en kreunt en rekt zich uit en krimpt en is wit en zwart en grijs en helend en pijnlijk en tergend. De tijd gaat voorwaarts. Dat staat vast.
De Droeve Dichter kijkt de Oude Knorpot aan en zegt dat die toch wel soms een behoorlijk potje zagen kan en kan filosoferen over onnozelheden en zever zoals alleen oude mannen dat kunnen die blijkbaar weinig anders te doen hebben om de tijd te doden.
Zozo, zegt de Oude, ga je de tijd doden, mijn beste Dichterke die nog nooit een echt gedicht geschreven heeft en blijft steken bij lachwekkende pogingen daartoe. Hahaha. Hoe mooi.
De Droeve Dichter die droef is omdat dat zo geschreven staat en die daarom niet lacht, lacht dus niet mee, en hij heeft er ook geen zin in, want hij kan niets ontdekken wat hem enigszins aan het lachen zou kunnen brengen. Zijn mond staat strak en zijn ogen liggen diep.
Laat me schrijven, Oude, zegt hij. Ik heb geen zin in spelletjes. In mijn hoofd wolken de woorden die de zee waren zich tot zinnen en verhalen en die wil ik schrijven als regen en hagel en sneeuw op de donker vet stinkende aarde van de polders en mijn droeve gedachten.
Oeieoeoei, zegt Boerken die net binnen komt in het Donker Kot. Daar gaat ons dichterke weer met zijn gevleugelde woorden. Ge kunt er wat van he man, van dat soort gefriemel met woorden. Woorden die wolken worden en dan moeten regenen en hagelen enzo. Ik moet zeggen dat het behalve redelijk belachelijk ook wel niet slecht gevonden is als beeld. Allez. Laat ons eentje drinken. Hebt ge jenever in huis, dichterke. En onze Oude zit ook al aan de bodem van zijn Duvel, nog eentje, Knorrige zagevent?
En zo kabbelt de avond en knabbelt de tijd aan de boterham met choco die het leven is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten