"Ge schrijft en schrijft en schrijft, over mij die zeurt en zaagt en klaagt en over Boerken die in stilte door de polders stapt en over die Gladde Klootzak en over het Stille Meisje die als een engel verschijnt en verdwijnt en een taal praat die klinkt als het ruisen van de zee en voelt als een zomerwind en over een Donker Kot en over een Droeve Dichter, zogezegd schrijvend aan een verweerde blankhouten tafel, en alles lijkt zich af te spelen in een bevroren wereld ergens in een onbestaande polder. Ge schrijft dat de Droeve Dichter schrijft met inkt op papier. Mij allemaal goed. Maar als ik rondkijk zie ik smartphones met internet en e-mails en ik zie pc's in maten en soorten en ik zie tablets en televisies en daarover lees ik helemaal niets. Het is in uw geschrijf alsof wij allemaal ergens onder een stolp leven, afgesloten van de echte wereld."
"Tegen wie ben je nu weer aan het mompelen en brommen?" vraagt Boerken aan de Oude Knorpot.
"Hij zeurt en klaagt en zaagt tegen De Grote Schrijver," zegt De Droeve Dichter,"en wat hij niet begrijpt is dat die Grote Schrijver gewoon zijn ding doet. De Grote Schrijver hoeft geen verantwoording af te leggen. Hij doet wat hij wil. Wat de Oude niet begrijpt is dat we enkel bestaan in de woorden en zinnen en verhalen die hij schrijft. Dat we enkel bestaan uit die woorden en zinnen. Hij zeurt en klaagt en zaagt en begrijpt niet of wil niet begrijpen, omdat de schrijver dat zo schrijven wil."
Boerken trekt de schouders op en fluistert stil dat het hem allemaal geen kloten kan schelen en hij schuift zijn stoel bruusk achteruit. De houten poten schurend over de zwarte stenen vloer. Boerken staat op. Hij zegt geen woord. Hij opent de deur van het Donker Kot en gaat langs de kasjtanjelaar langs het pad tussen de weides naar de boerderij.
In de polders wordt het lichter. Het gras gaat van grijs naar donkergroen. Van donkere olieverf naar dunne waterverf. Boerken ziet het niet. Hij stapt met de kop in de grond.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten