Net heb ik op de zon gejaagd. En ik heb ze gezien, heel even, met een schattige hapje er uit, ergens bovenin, net op tijd. Want daarna verdween ze, cirkelend rond die hap, achter lage grijze wolken, die dan diep blauw kleurden.
Dat jagen mag je best letterlijk nemen. Aan de fris rosse gloed aan de hemel, zag ik dat de zon er was, maar probeer op Vlaamse wegen eens gaten te vinden tussen de rijen huizen, gaten die toevallig een blik gunnen op het Oosten...
Ik probeerde dat gat in de lintbebouwing met uitzicht op he Oosten te vinden. Reed straten in en uit, steeds meer naar de buitenzijde van de dorpen toe, naar wat ik dacht de rand van de lintbebouwing te zijn, maar tot mijn verbazing en steeds meer tot mijn ergernis lukte me dat niet. want elk dorp ging naadloos over in het volgende.
De ergernis van de jager werd wanhoop en razernij, want waar de bakstenen muren van lelijke Vlaams huizen eindelijk ophielden, kreeg ik villawijken met dikke en hoge hagen en smeedijzeren hekken en poorten en bakstenen omwallingen tussen mij en de zon en daarna industriezones met lange hoge betonnen muren.
Net toen ik het wou opgeven, zuchtend omdat de gloed verdween en ik de lage bewolking naar het Oosten zag glijden, had ik dan toch beet. Een flard zon, met een kleine hap er uit. Net een fractie van een seconde voor ze met die aangeschoten rand onder de deken van wolken gleed.
Maar wat is dit Vlaanderen zo tussen Brussel, Gent en Antwerpen in, lelijk...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten