In Praag sliep ik liefst in de Corinthia tower. Ik nam er de taxi naar de bovenstad, waar ik een winkeltje wist waar je de beste, lokaal gestookte flessen van dat groene ongelooflijk sterke drankje kon kopen.
De directeur van de Corinthia, toen, heette Christian, en was een Franstalige Belg. Ik kreeg steeds de beste kamer en 's ochtends kwam hij mee ontbijten. We aten croissants en dronken champagne, uitkijkend over ontwakend Praag vanuit de toren. En we praatten over Belgie en kunst en we filosofeerden. Praag was ooit een van de mooiste steden ter wereld. Voor het toerisme kwam en de stad overnam. Christian leidt nu een hotel in het Midden-Oosten.
Nu en dan giet ik een glaasje uit en gebruik het suikerklontje, net zoals Petr, de zaakvoerder, me geleerd heeft. Het groene spul zou Van Gogh en Gaugin tot waanzin gedreven hebben en tot hun coloriet en de ruwe en geharkte hakerige rukken van het penseel.
Vandaag ben ik verkouden. Ik hou het glaasje onder mijn neus. Deze absynthe is amper groen, maar kleurt eerder als brak water en is vreselijk scherp en bitter. Bitterder kan je smaakzin niet aan. Bij de eerste kleine slok protesteert je hele lijf tegen het gif. Ik adem diep. Beste opkomende griepvirus: pas maar eens op, want hier komt je ergste nachtmerrie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten