Het eerste uur van de dag kan ik zo moeilijk grijpen, het laatste uur van de dag kan ik niet lossen. Dat heet een avondmens te zijn. 's Morgens een humeur dat bijna een misdaad tegen de menselijkheid is en 's avonds geen zin en geen nood om te slapen. En liefst eindig ik de dag al een eind weg in de volgende, in een poging de dag te omcirkelen en de tijd te slim af te zijn. O onozel kieken. Morgen krijg ik de ogen niet open, de voze kop wil niet van het kussen af en het vege lijf wil niet onder de dons uit. Maar dat is zo dadelijk morgen, want middernacht nadert en tilt ons naar de volgende dag. Ik tel de dagen en tel als de kraaien. Een twee drie veel.
De agenda kan een blad om, de datum op mijn horloge draait door in een korte en zelfverzekerde beweging. Het is nu dinsdag. Maandag was een dag.
Wat kan het leven vol zijn van filosofische nonsens. Ik glimlach. Mijn dag start goed. Enkel nog even slapen en dan dat klote wakker worden.
Ik heb geen talent voor wakkeren. Dag is mij niet gegeven. Of ik heb het vergeten aan te nemen, dat kan ook, of ik was verstrooi en ik heb de aankondiging dat men de talent tot wakkeren ging uitdelen niet bewust hgehoord. Dat laatste is zeer aannemelijk, want ik heb een onmetelijk talent voor verstrooidheid. Dat zat gewoon in mijn basispakket, denk ik. Ergo.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten