Over ons grijzige land bij de noordelijke zee, zijn de meningen behoorlijk verdeeld.
De ene helft van de ene helft van het land vind dat het allang goed is en dat het land eigenlijk een land mag blijven, maar de andere helft van de ene helft vindt dat het land geen land meer is en zeker niet hoeft te blijven en wil het land in twee delen spiltsen, met de ene helft als eenheid. In verdeeldheid. En de ene helft van de andere helft vind het eveneens best ok als het land een blijft, maar de andere helft van de andere helft wil eveneens het land splitsen en van de andere helft een eenheid maken. In verdeeldheid. En de ene helft van de ene helft die wil splitsen, wil niet op dezelfde manier splitsen dan de de ene helft van de andere helft, en de andere helft van de ene helft wil op een andere manier een land blijven dan de andere helft van de andere helft. Want daarom zijn het twee halve delen, denk ik.
En eigenlijk is het nog mooier, want dat in twee delen zou nog wel kunnen, maar er is een deel van dat grijze land bij de noordelijke zee, dat niet hoort bij de ene helft en niet bij de andere, en een deel is van de ene helft en ook van de andere.
Dit klinkt als een ongelooflijk stom spel met woorden en zinnen, en dat is het ook, maar tegelijkertijd schurkt dit flauwe gedoe zich heel dicht tegen de rauwe realiteit van het kille grijze landje bij de noordelijke zee.
Boven de zee steekt de wind op en die blaast je kil in het gelaat. Het strand is grijs vandaag, net als de zee en de lucht erboven, zelfs de wind is grijzig. Op het strand wandelt een man. Hij draagt een lange jas en heeft een bolhoed op zijn hoofd en houdt in de ene hand een paraplu vast. Naast hem loopt een hondje. En daarnaast zijn vrouw. De oorlog is voorbij en het leven kabbelt. René Magritte blikt omhoog en ziet gelijktijdige vensters en de hemel regent pijpestelen. Georgette kijkt omlaag. Hun hondje trippelt op te korte pootjes.
'Straks maak ik een schilderij',denkt Rene Magritte,'waarop het dag is en nacht, tegelijkertijd'. Zijn gelaat vertoont geen emotie. Zijn pas versnelt niet. Op het strand spoelt een golf aan. In zijn hoofd ziet Rene wolken.
Als ik wolken schrijf zijn dat geen wolken, maar een woord.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten