Boerken stinkt. Zijn zwarte trui ziet zwart van vuil en stof en modder en zit vol vlekken en plekken en ruikt naar hooi en stro en paardenmest en paard en hond en mens. Boerken draagt die trui dag en nacht. Mest er de stallen mee uit, brengt hooi rond en water, wandelt met de hond langs de weides, hij beukt palen in de bodem en spant de draden en hij zet paarden binnen en buiten en hij eet en drinkt en vreet en zuipt met de trui om zijn lijf en slaapt ermee. Boerken scheert zich niet en kamt zijn haar nooit. Boerken is content. Hij wandelt langs de weides en ziet Dichter bij de dijk en Dichter hoort niet en ziet niets, want hij heeft de ogen gesloten en zoekt rust en op zijn kop luistert hij naar Refugee van Tom Petty en de tijd wandelt langs de dijk tussen de bomen en dertig jaar glijden in een fractie voorbij en Dichter wordt Knorpot en luistert verder. Boerken ziet niets hiervan. De wereld staat stil. De zon staat halverwege de hemel naar het Westen toe. Het water bevriest. De hemel is melkwit. De bomen zijn van steen. Boerken stinkt. Knorpot verdwijnt er Dichter schrijft woorden.
Sent via BlackBerry offered by Proximus
Geen opmerkingen:
Een reactie posten