De wind in maart is guur en snijdend en waait uit het Noordwesten en brengt lage wolken die donker zijn en zwaar met sneeuw. Het water in de drinkbakken op de weides is bevroren en Dichter ziet hoe Boerken de laag ijs los schopt. Boerken laadt hooi in een grote en hoge wagen en tuft met een oude tractor van weide naar weide. De paarden herkennen het ritueel en lopen onrustig hongerig rondjes, de staart en het hoofd hoog, dansend op vederlichte benen. Dichter schrijft het in woorden terwijl hij espresso drinkt en wakker wordt.
Over de polders glijdt de zilveren schaduw van Meisje die praat als het ruisen van de wilgen en het neigen van het riet en het ritselen van het gras en het glijden van de duinen en het bruisen van de zee. Meisje zweeft langs de dijken van de Trage Stroom naar de Zee in het Noorden waar ze geboren is, daar waar de Trage Stroom en de Zee en zoet en zout in elkaar vloeien in een eeuwig komen en gaan en in harmonie en in strijd. Ze is regen en wind. Ze is de zon in de lente en de herfst. Ze is hoogzomer. Ze is de stilte van de sneeuw.
Dichter verliest zich in woorden.
Sent via BlackBerry offered by Proximus
Geen opmerkingen:
Een reactie posten