Schilder zit op de knieën en voor en onder hem ligt een groot zwaar papier waarop hij verf kwakt en met krijt tekent, nu eens zwierig, dan klein en met vette stiften en potlood en bic en pen. Met penseel, met de vingers, handen. Hij schildertekentschetst een zandloper en vult die met kleine mensjes en woorden en gebeurtenissen die als in hiërogliefen de zandkorrels vormen en hij tekent handen die wanhopig knijpend zand proberen vast te houden dat glipt en glijdt onsnapt als water. Hij knipt en plakt prentjes en teksten die hij wild scheurt uit kanten en tijdschriften en uit kunstboeken en romans en poëziebundels, die hij jarenlang bewaard heeft als schatten en die hij nu uit elkaar rukt als een uitgehongerde leeuw die van pure honger het jong verscheurd wat hij zo lang gekoesterd en beschermd heeft. Schilder schept een zandloper en mensenhanden die de zandloper gekeerd hebben, zonder er erg in te hebben. Het zand gaat de andere richting uit, de flarden, de teksten, de woorden, de gebeurtenissen. Hij tekent de Goden die lachend champagne drinken en neerkijken op de domme mens met zijn dwaze mensenhanden die toekijkt met ogen die nog twijfelen tussen verbazing en pure wanhoop.
Wat verderop aan de verweerde tafel schrijft Dichter en hij kijkt naar het werk dat daar groeit onder de handen van de Scheve Schilder. Hij schrijft over de vleugelslag van een vlinder. Hoe hij voelt en weet dat de storm zal opsteken, dat de wolken die onschuldig aan de horizon binnenglijden zich zullen stapelen en stapelen en stapelen tot dikke dreigende, kilometers hoge onweerswolken, die donker zwart worden onderaan, en bulken van regen en hagel en hevige wind en bliksems en donder en tornado's die alles wegvegen.Hij voelde de eerst bries, zag de eerst kleine wolk. Al een poos geleden. De lucht wordt killer en donkerder, de geluiden scherper. Er is onweer op komst. Hij voelt het scherp en schrijft er over.
Ze drinken thee. Het Meisje is naar buiten gevlucht, in de hevige vrieskou en ze is zich bij Boerken gaan warmen voor de open haard waar het warm is en rustig. Boerken zegt geen woord en het Meisje ook niet.
De Dichter schrijft over de vleugelslag van een vlinder. Een zandloper kan je keren, de vleugelslag van een vlinder kan je niet meer teniet doen, denkt hij en hij schrijft verder.
Op de radio speelt een lied.
Het staat geschreven op de muur
Het is te horen in de tram
Het is te zien in alle ogen
Het zal niet zo lang meer duren
En het is echt heel goed nieuws
Het is echt heel goed nieuws
Dat de zon en alle sterren zijn gelogen en niet echt
En wat zo vreselijk belangrijk was wordt uitgewist en opgezegd
En dat is heel goed nieuws
Ja dat is heel goed nieuws
Vrienden worden vreemden
Geen herinnering kan mee
En alle tijd die je bewaren wou
Verkruimeld langzaam in je hand
En waait naar zee
En dat is heel goed nieuws
Ja dat is heel goed nieuws
Neem maar afscheid van degene die je altijd wilde zijn
Had je nog iets willen zeggen, doe het snel
Er is niet heel veel tijd want de wolken worden donker
En de storm komt dichterbij
Hoor de verre honden janken
Zie de laatste spreeuwen vluchten voor het einde
Want alles gaat veranderen
En het was de hoogste tijd
Want de roest kruipt naar je ogen
En de schaduw wint terrein
Op alles wat je ooit zo mooi vond
Op alle prijzen die je kreeg
Als de nieuwe zon dan opkomt
Zijn de straten groot en leeg
En in de ochtend zijn we weer volstrekte vreemden
En als ik jou dan weer ontmoet
Dan ben ik eindelijk iemand anders
Dan ben ik eerlijk, sterk en echt en waar en goed
En dan drinken we de regen
En dan eten we de wind
En dan worden we weer vrienden
Gewoon weer vrienden net als vroeger
Verder niks
En dat is heel goed nieuws
En dat is heel goed nieuws
Heel goed nieuws
Geen opmerkingen:
Een reactie posten