zaterdag 11 februari 2012

Wit en zwart

Zakenman staat verkleumd te krabben aan de voorruit van zijn auto en Boerken komt voorbij en komt er bij staan en zegt niets. Hun adem zijn wolken die oplossen in het vroeg zonlicht. De auto is wit bevroren en de handen van zakenman zijn rood van de kou.
Boerken pakt de krabber uit de handen van de Zakenman en zegt dat Zakenman in zijn veel te dunne pak aar beter in de auto kan gaan zitten in de verwarmde zetels. Boerken krabt en steekt daarna zijn gehandschoende duim op. Het Stille Meisje komt uit het Donker Kot en ze stapt in de auto, glimlachend naar Boerken. Zakenman rijdt traag de straat op.

Boerken wacht even en gaat dan Het Donker Kot binnen. Aan de tafel zit Dichter te schrijven op grote witte bladen met zwarte stiften in hakende letters. Hij schrijft over Stilte en Afstand en Leegte en Het Glijden Van De Tijd. Boerken leest een paar zinnen en gaat ook aan tafel zitten. Hij schenkt zichzelf koffie en vult de mok van Dichter.

"Waar zijn die twee heen?" vraagt hij.

"Zakenman wou van mij een zakenman maken. Glad en sluw zoals hijzelf. Of zoals Knorpot vroeger was. Ik kon het wel. Maar ik kon het niet. Ik ben niet geboren om zaken te doen. Ik ben geboren, denk ik, om te schrjven. Nu gaat zij met hem mee. Ze heeft talent zegt hij. Net als ik. Ik geloof dat ook wel. Ik vraag me alleen af of zij geboren is om zaken te doen."

Boerken leest de zinnen van Dichter over de eindeloze grijze zee en de wind uit het Noorden en hij trekt de schouders op en zegt dat het Meisje niet geboren is. Dat ze zweeft over de polders en over de zee als de wolken en de wind.

Dichter kijkt even op van zijn papieren. Boerken zit ondeugend te lachen want hij leest gewoon de zinnen van Dichter.

Dichter kijkt naar buiten. De polders zijn kleurloos van de vrieskou. De hemel is grijs en laag.

"Morgen gaat het dooien", zegt Boerken. "Het wordt tijd, want de kou zit tot in mijn botten soms."

In de auto naar het de stad rijdt Zakenman de snelweg op. Naast zich zit het Meisje en haar gedachten zweven terwijl ze praten. Langs de snelweg staan de windmolens en hun wieken draaien tergend langzaam.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten