Iemand loopt over een marktplein en speurt. Tussen de huizen in de smalle stegen is het druk. Mensen krioelen. Mensen babbelen tegen elkaar op en het klinkt tussen de hoge gevels als het kwetteren van mussen. Waar de zon komt, is het warm en zo helder dat hij de ogen dichtknijpen moet. In de schaduw is het koel en donker. Hij speurt en vindt niet en weet dat hij nooit vinden kan.
Groenten en fruit en kleurige stoffen. De geur van warme wijn en kaneel en dille en olie. Kaas en vlees. De geur van zwetende mensen. Hij baant zich een weg omdat hij denkt een gestalte te herkennen, maar dan ziet hij de tred en weet dat hij zich vergist heeft. Iemand zoekt. Speurt. Weet niet wat hij zoekt. Waarom. Iemand weet geen blijf met zichzelf.
Ergens boven de markt zweeft een leven dat niemand leidt. Het is als een verf schilderij van Vincent in Arles: tastbaar, kleurig, stevig, uitgesproken, expressief, geurig. Het is luid en opgewekt. Het klatert en knettert. Niemand ziet het leven, niemand voelt het, ruikt het, hoort het. Het onzichtbaar oneindig zichtbaar. Niemand kijkt op. Hij kijkt op. Hij ziet de helder blauwe hemel en de zon net voor de middag. Hoog en hevig. Hij sluit de ogen en even krijgt zijn hoofd onvoldoende vers bloed en even wordt het helemaal zwart en is hij een met het leven daar, hier, ergens, nergens.
Iemand zingt met fragiele stem, als een lokkende zeemeermin. Hij laat zich leiden. Zijn ogen speuren. Rond het zingende meisje staan tientallen mensen. Hij ziet de zakkenrollers. Hij ziet hoe ze even afleiden, een beweging in gang zetten en dan een tegengestelde beweging maken, snel en bijna onmerkbaar. Hij speurt de ogen. Hij zoekt iets en weet niet wat hij zoekt. Zijn ziel jankend. Zijn lijf eeuwig onrustig.
Iemand loopt langs de rivier. Kijkt naar de gladde stenen die vanuit de bergen kwamen met het eeuwige ijs en die in dat eeuwige ijs gepolierd werden en die werden achter gelaten toen het ijs smolt en water werd en rivier. Hij loopt langs de rivier, waaruit de kilte van de bergen hem toefluistert en die hele verhalen klatert over puurheid en reinheid en stilte en afstand en onthechting.
Hij praat tegen de rivier. Hij schept haar water met zijn hand en proeft haar zoete bergwater. Zijn hand is koud als steen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten