maandag 13 februari 2012

Valentijn

Boerken komt binnen met een brede lach. Hij kijkt uitdagend en gaat aan de tafel zitten, de ellebogen ferm op tafel, voorover gebogen. Hij schent zichzelf een jenever en kucht om aandacht te zoeken. Hij zoekt oogcontact met Dichter en als hij dat gevonden heeft grijnst hij.

"Morgen is het uw dag, Dichterke. De dag van de verliefden. En van de dichters en de gedichtjes. Heb je al een liefdesgedicht geschreven?" Boerken klinkt cynisch. Zijn stem snijdt en zijn woorden hakken.

Knorpot, die zich net in de keuken een Duvel aan het schenken was, komt er grommend bij zitten.

"Laat hem met rust, Boerken. Trouwens, wat is dat liefde? Is dat niet is dat voorbij gaat, per definitie? Sinds wanneer vieren we iets dat voorbij gaat? Liefde bestaat niet. Het komt en gaat. Stof tot stof en het lijkt heel even goud."

Dichter staat op en gaat op de tafel zitten voor het raam. Hij kijkt naar buiten en praat zonder de anderen aan te kijken.

"Ik geloof dat ze bestaat. De liefde. Dat ieder in zich een eeuwige ziel draagt, die perfect past bij een andere ziel. Dat die zielen eeuwig dolen langsheen mensen en gebeurtenissen en eeuwen en plaatsen op zoek zijn naar die ene andere ziel. Zoekend en dolend. Het leven is kort. De actieradius van de mensen beperkt. 70 jaar, een paar duizend mensen, een paar tientallen ervan die hun ziel laten zien. Hoe weinig mensen ontmoeten we in dat leven? Ik bedoel: we ontmoeten maar een fractie van alle mensen en dus alle zielen. We sterven en onze ziel doolt verder. Niet langer de onze. Dolende zielen, eeuwige zielen, oude zielen. Soms, heel soms hebben mensen het oneindige geluk dat de ziel die ze in zich dragen net in hun leven en tijd en plaats die ene andere ziel tegenkomt. Die ene andere ziel die perfect past en samenvalt. De perfecte ziel. Dat is liefde. Daarover wil ik schrijven. Hoe die zielen in elk leven dichter en dichter bij elkaar in de buurt komen, hoe ze elkaar raken soms als schampschoten. Langs elkaar heen razen als een komeet langs de aarde. Of rustig langs elkaar kabbelen als twee beken die maar niet samenvloeien. Daarover wil ik dichten en schrijven en daaraan wil ik mijn woorden schenken. Over hoe we ze soms ontmoeten en het niet merken, omdat we onoplettend zijn, omdat de ander zijn ziel niet toont, omdat wij de onze niet tonen. Of durven tonen. Omdat we blind zijn. Doof. Gevoelloos. Dat vangen in woorden."

Knorpot bromt dat dit allemaal wel heel dikke vette nonsens is en drinkt zijn Duvel uit en smijt de deur achter zich dicht.



Boerken is stil.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten