Ik heb geen woorden en geen zinnen zo lijkt. Ik voel me leeg en moe. Ik ben een oceaan in de nacht van kil spijt. Ik ben een woestijn in de nacht en elke zandkorrel is een vraag, een onzekerheid, een twijfel. Ik ben de nacht. Ik verdraag geen daglicht. De nacht is me lief. De dag verschroeit me.
In de nacht ben ik alleen en is er eenheid en harmonie. Ik en mezelf. Overdag in het duister van de donkere slaapkamer is er de harmonie van de slaap zonder de demonen van de nachtelijke dromen. De dekens dempen de geluiden van de wereld die verder buldert en snijdt en snerpt zonder mij. De dekens dekken me diep en zijn warm en zacht en geven me het valse gevoel van rust en veiligheid en ik moet ergens in geloven dus geef ik me over aan de slaap.
Iemand vraagt wat er scheelt en ik mompel dat ik ziek ben en slaap verder tot het donker wordt en de dag voorbij en ik mijn warme nest kan verlaten om door de nacht te sluipen vluchtend voor de demonen en de mensen.
De tijd stolt in de nacht tot zwart. Ik hoef niets zwart te schilderen of te schrijven. Ik hoef geen kleur te bekennen. Ik ben een met de wereld. Koud. Kil. Zwart.
Ik laat de zon aan de zonnekinderen die de zon waard zijn. Mij tergt ze. Ik ben moegetergd. Ik hou op met dromen. Mijn dromen kermen van de honger en knauwen in mijn lijf en ziel.
In mijn hoofd schuift de duin zandkorrels weg van zee. Elke zandkorrel een vraag in mijn geest. Elke zandkorrel een twijfel in mijn hart. Elke zandkorrel een kras in de ziel. Ik smeek de goden dat ik begrijpen mag.
Zwart.
Het Meisje staat op en maakt thee. "Morgen witte we de muren weer", zegt ze.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten