zondag 16 december 2012

Bijna smaakt bitter


Boerken loopt in de stilte van de ochtend langs de weides en ademt de lucht die fris is maar niet bijtend en die vochtig is maar niet mistig en het gras is grauwig groen en de modder bijna zwart en de hemel is grijzig en Boerken merkt niet dat de dingen vandaag bijna zijn en niet helemaal want zelfs de stilte is niet volkomen.

Boerken ziet hoe de paarden aan de bomen hebben geknaagd en hoe de schors bijna is weggevreten. Boerken geeft de paarden water dat hij aandraagt in emmers tot de drinkbakken bijna vol zijn. Bijna. Boerken smaakt het woord en het smaakt bitter.

'Ik lust die woorden niet', denkt Boerken, 'ik ben niet als Dichter, die met woorden gerechten maakt en die dan te eten opdient.' Boerken denkt dit niet. Dichter legt hem woorden in de geest. Boerken geeft de paarden water. Punt.

De stad sluipt om de weides als een hongerige wolf. De weides houden stand, maar ze brokkelen en barsten en scheuren.

Boerken stapt op de dijk en ziet er Knorpot staan. Hij steekt de handen diep in de zakken, trekt zijn hoed diep over zijn kop en recht de kraag van zijn oliejas. Hij gaat tot bij Knorpot en ze hullen zich in stilte. De Trage Stroom vertelt lange verhalen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten