"Ik ben inderdaad niet zo positief over de mens en de mensheid. De domheid grijpt om zich heen als een peuter die pas heeft leren stappen en zich klauwend en wankel van de ene kast naar de andere piloteert, vallend en struikelend en zich niet helemaal bewust hoe een en ander in zijn werk gaat, verbaasd en vol ontgeldingsdrang tegelijkertijd, de ene vaas na de andere staande lamp omver sleurend, etend uit de bloempotten en lebberend aan de flatscreen, draaiend aan elke knop die op hun strooptocht naar de vrijheid langs komt en elke schakelaar proberend zoals een God die met die onnozelaars van mensen speelt. De peuter schijt zijn pamper vol en vindt de warmte best aangenaam en deint vervaarlijk evenwicht zoekend, verder, de passen onregelmatig, nu eens hollend, dan bijna stilstaand in slow motion, de handen bijna toevallig op de juiste plek om het vliedende zwaartepunt in bedwang te houden, dat daar slingert, net onder zijn veel te zware hoofd dat onmachtig is en eerder een last dan een hulp."
"Manmanman, gij kunt zo zwart zijn!" bromt Boerken tegen Knorpot, " ik dacht dat wij, boeren, konden klagen en zagen, maar gij verzuurde azijnpisser, gij zijt zwarter dan de hel na het einde der tijden."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten