woensdag 19 december 2012

Ziel

Dichter zakt onderuit in het warme water van een bad in een huis in een polder in een stad in een land bij een Trage Stroom en zakt onder water en wast de haren. Hij spoelt niets weg en het water is helend en laaiend. Soms is het beter de dingen niet weg te wassen.
Dichter sluit de ogen en is Zakenman in een stad in een land die buiten het harnas heeft achter gelaten en die onbewust open en bloot naar binnen gestapt is, weerloos als een ontwapenend kind en even onbevangen. Ontmoeten is wat het is.

Boven hen hangt een reusachtige kop en het beest is dood en ze praten over fotografie en schrijven en koken. Dat dat telkens hetzelfde is. Je trekt de koelkast open en kijk in de kasten en met wat er rest, maak je een gerecht dat de smaak prikkelt en dat doe je ook met licht en schaduw en lijnen en vlakken en kleuren en spanning en kader en met woorden en wit en volgorde, punt en komma.

"Ze zeggen dat ik een oude Ziel heb", zegt ze stil en ze nipt aan de champagne die hij zo gulzig naar binnen giet, "maar die gedachte vind ik niet zo fijn." En Zakenman zoekt wanhopig naar hoe Dichter dit zeggen zou en hij hakkelt en kabbelt en struikelt over woorden die hij niet uitspreekt en verdwaalt in de stiltes er tussen, dat haar ziel een jonge ziel is,eeuwig jong, als een eeuwig moment, maar die lekker mooi is door krassen en korrel en kerven en de resten van rijke levens.

"Het water uit de bron is eeuwenoud", zegt hij, " en sprankelend zuiver en vers." Ze nipt van haar champagne en kijkt naar de bizon.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten