zondag 13 februari 2011

Barcelona. Alleen op de wereld. Heel even.

Ooit was ik na valavond in Park Guell in Barcelona. De zee in de verte was donker. De stad onder me knipte de verlichting aan. De kranen bij de Sagrada gingen nog even door, in het licht van schijnwerpers. Ik zag hoe ze een ornament op de top van een van de torens zetten. Rood en groen en rond en hoekig tegelijkertijd.

Met de avond verdwijnen de toeristen. In alle wereldsteden zijn die twee uur tussen het einde van de dag en het begin van de nacht de rustigste uren.

Ik zat op de kronkelende bank van fiance en onder mij lag de stad. In de gewelven van stenen boomstronken onder mij speelde een strijkerskwartet en een meisje met engelenstem zong een ballade. Ik zat in mijn eentje op de bank en dronk van de heerlijke witte wijn die ik eerder kado gekregen had in een tapasbar, in een plastieken bekertje.

Wat verderop zag ik schimmen van mensen, en verderop zag ik jongeren zittend om een kampvuur. Ik hoorde praten en lachen.

Na een halfuur duwde ik de stop half in de fles en daalde ik langs de salamander de trappen af, langs de conciërgewoning. Een taxi bracht me naar Barcelona Universal.

Eerder, in het voorjaar, hadden we met het gezin Barcelona bezocht. Ik had lek gereden middenin de stad, we hadden de kofferbak helemaal leeg moeten halen tussen ongure bedelaars en ik had de wielen gewisseld terwijl vrouw en kinderen bovenop de valiezen moesten postvatten opdat niet alles gestolen zou worden.

Er waren in het Barcelona toen minder toerstisten dan nu, denk ik. Toen ik een aantal jaar later Barcelona bezocht met mijn ouders viel me op hoe de stad keunde onder hordes buitenlanders die naar Barcelona kwamen om er kiekjes te maken en er geweest te zijn. Ik herkende lijn stad niet meer, bijna. Een stad die ik, door er veel te zijn, beter ken dan Brussel of Antwerpen.


Die lente bezochten we in alle rust de gebouwen van Gaudi en ik herinner me hoe de dochters wild waren van de bovenverdieping en het dak van Casa Mila en van de bedrijvigheid in de Sagrada Familia. Na een paar dagen Barcelona reden we naar het Noorden om er in de baai van Rosas in een huisje te logeren.

Later dat jaar, in de herfst, was ik in Barcelona voor zaken en ook om er iemand te helpen, die Belgie ontvlucht was om wie hij was, wie hij moest zijn en wat hij uit het verleden mee sleepte, en in Barcelona leefde met een andere moraal dan wat van hem verwacht werd thuis.

Af en toe nam ik een paar uur voor mezelf en doolde ik door de stad, wandelend, van taxi naar taxi. Ik at tapas nu en dan, en drink wijn uit de fles, of in bekertjes. Het was nazomer en warm. 's avonds liep ik verloren in de oude straten en stegen, waar outcasts en daklozen over heel Europa samenkoekten. Je zag er lepels warmen boven het vlammetje van de aansteker en je zag er mensen die zichzelf injecties toedienden. Dealers spraken je aan, opdringerig, bedreigend. Het maakte me bang en fascineerde me tegelijkertijd. Aantrekken en afstoten. Ik dwaalde langs de chique havenbuurt tot op het strand waar de hele nacht activiteit was en feest en vuur en drank. En drugs. Veel drugs.

Het hotel langs de Diagonal, had een zwembad op het dak. Zwemmend keek je over de zee, over Montjuich, over de Sagrada, de heuvels aan het eind van de stad. Het zwemmen was helend en gaf rust en stilte. Er waren maximaal 10 gasten in het hotel. Een aantal jaar later zou ik er terugkomen, met de familie.

Ik huurde een auto en reed het achterland in, dat mooi is en robuust. Ik bezocht de wijnhuizen en kocht hier en daar een fles om ze de volgende dagen langzaam te drinken, langs de zee, of in de bergen boven de stad, of op de olympische site, of bij het paviljoen van Mies, op de trappen van de expo, langs de oude haven, waar de vliegtuigen hun bocht maken om verderop in het Noorden te landen.

Twee weken kabbelden voorbij. Hij die Belgie ontvlucht was, kon ik niet helpen, hij zakte steeds dieper weg in het moeras en werd door de stad en haar verleidingen opgevreten, veel echte zaken kon ik niet meer afsluiten, in Belgie wachtten vrouw en kinderen en de dooltochten door Barcelona werden vervelend.

Later zou ik, telkens ik in buitenlandse hoofdsteden was, minstens een keer door de stad dolen, van taxi naar taxi, tussen valavond en de diepe nacht in, dwalend langs historische sites. Alleen op de wereld. Heel even.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten