De tijd tikt weg. De tijd staat voorwaarts. We vangen de tijd in horloges, dragen hem om de pols, gevangen in vernuftige instrumenten die zichzelf op gang houden met elke beweging van de pols en die ongelooflijk nauwkeurig zijn en bijna onverslijtbaar. Schrijvers schrijven woorden en lezers lezen die woorden, op een willekeurig moment in de toekomst, en bij het lezen buigen zij de tijd tot een punt, heffen ze de verlopen tijd tussen schrijven en lezen op en verliest de tijd haar vat. De horloge tikt de seconden weg. Tussen schrijven en lezen is geen tijd. Schrijvers vangen de tijd niet. Ze kennen geen tijd. Zij geven zich over aan de tijd. Het zijn de lezers die de tijd stoppen en terug plooien tot bij de schrijver en zijn schrijven.
Ik ken een schrijver van mooie zinnen die ik graag lees, die verzot is op mooie, vernuftige horloges, die nauwkeurig zijn en bijna eeuwigdurend verder tikken. Hij schrijft mooie verhalen over zijn dagelijks bestaan. Hij zet woorden zo naast elkaar, dat ze de dingen zo mooi vatten, dat ik woorden en zinnen herlezen wil om alles opnieuw te proeven. Hij en ik vangen de tijd in een eeuwig moment.
Ik begrijp zijn fascinatie voor horloges. Het onvatbare temmen is niet voor mensenkinderen. De tijd vangen en om onze pols dragen is de goden tarten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten