Grijze lage luchten, jachtige donkere wolken, razende wind die zonder ophouden langs je heen en over je heen schuurt en je zintuigen uitput. Het is donker buiten, zelfs overdag. Het voelt koud, ook al is het meer dan 10 graden. Deuren rommelen, kieren piepen en kraken, spanten kreunen, ramen rammelen. Het huis waarin we wonen is oud en wil niet buigen onder het beukende weer.
Het gras is donker, de tuin ligt vol takjes en late blaren. Alles is grauw. Hier en daar steekt een vroege bloem de kop boven het maaiveld, wachtend op een vroege vriesdood.
Ik ben de winter beu en de natuur treurt met mij en hunkert samen met mij naar de zon, de warmte van de stralen, blauwe luchten met witte wolkjes en fris groen gras en doezelen in de hangmat met een glaasje frisse rode wijn en een goed boek.
De winter drukt mijn dag plat. Mijn lijf zeurt. Mijn zintuigen willen rust. De wind huilt. Er is drukte in huis en mijn ziel wil slapend de avond bereiken. Mijn ziel wil zeilen over een gladde zee, in een lichte bries, die warm is en zacht en aangenaam. Mijn lijf wil in een hangmat liggen, wiegend, de ogen toe.
Ik raap mijn moed samen, de laatste restjes energie die de winter me heeft gelaten. Buiten moet geveegd worden. In de wind. De beukende Vlaamse wind van de winter. Met een grote zware borstel en daarna met de veegmachine. Niets spectaculairs. Niets heroïsch. Maar zo voelt het wel.
Zij die gaan vegen, groeten u.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten