Zwartgalligheid is het nieuwe geluk. Vrolijkheid is het nieuwe verdriet. Contrasten zijn het nieuwe paars en geel is voortaan de kleur van de tristesse en zwart kleurt de dag. Iemand drink een paar slokken absynthe en daait met de ogen en valt tollend neer, kermend van opperste geluk en drinkend van absolute eenzaamheid, staat op en plakt klodders coloriet op canvas met penseel en mes. Oops zegt het mes en rood bloed kleurt de bloesems. Iemand grijpt naar de pijn aan het oor en het oor is verdwenen. De kerktoren kleur purper tegen een zwarte hemel. Boven het korenveld cirkelen kraaien. Ik ga dood, denkt iemand en hij bindt een doek om het afwezige oor en schildert zichzelf, starend in een morsig spiegeltje naast de schildersezel. De dorpelingen kijken de andere kant op.
Ik kom het omgebouwde treinstation binnen en neem de lift naar de bovenste verdieping en probeer de ziel van een zieke geest te vatten, staand en wankelend tussen een paar kleine schilderijen. Wat verderop staat een beeldje van een jonge balletdanseres, en ze heeft een kleedje om van echte stof en het beeld laat me de krankzinnige schilder vergeten, want schoonheid is het nieuwe mooi. Ik dool daarna in de stad die ik nooit zal begrijpen en zeker niet lief zal hebben.
Er zijn schitterende steden aan zee. Steden aan de de stroom. Maar deze hautaine stad die zich het centrum van de wereld waant, zal ik nooit omarmen en haar bewoners al helemaal niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten