Niet zo lang geleden, toen ik nog heilig geloofde in een carrière en de noodzaak daarvan, was ik dikwijls geneigd de geit en de kool te sparen zodat ik niemand voor het hoofd zou stoten. Sinds ik de vrijheid heb verworven in het zakenleven en de rust in de zekerheid dat mijn talenten me doorheen het leven zullen loodsen zoals steeds, doe ik niet meer aan onnodige voorzichtigheden als ze staan tussen mij en mijn schrijfselen.
Ik slacht nu resoluut eerst de geit en bereid daarna ook de kool, want die dient dan niet meer tot voedsel van het schielijk overleden dier. Ook als je slachtoffers maakt, lijkt het me fijn daarin enige logica aan de dag te leggen.
Wat de bomen betreft en ons geweldige stadspark: de bomen hebben mijn stoute uitspraken reeds bestraft. Gisteren ging ikzelf op mijn landerijtje een schier dood examplaar te lijf tot twee van mijn ribben knak zegden en me nu pijnlijk duidelijk op hun aanwezigheid wijzen. Zeurderig. Het stadpark zal ik de komende weken mijden, alsook het geweldige viaduct, parel der vlaamse wegen, want je weet nooit hoe die levensloze dingen zich toch wreken, blijkbaar.
Iemand bracht vandaag zalige Portugese wijn mee en die nuttigden we aan de keukentafel en hij gaf blijk van begrip en vergevingsgezindheid, wat ik fijn vond, want het had anders gekund. Wellicht beseft hij dat de schrijver en de mens niet steeds dezelfde persoon zijn. De ene biedt huisvesting aan de andere, en het gebruik van lijf, leden en geest. Meer niet. Minder ook niet.
De wijnliefhebber woont hier niet zover vandaan, maar zelfs bij een stevige niesbui en met de wind in de goeie richting, zal ik het snot nooit over de velden tot in zijn tuin weten waaien. In het stadspark van het gezellige plaatsje D echter...
En toen werd het avond.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten