Dichter die droef is en verdwaalt in de snijdende nevel die in zijn geest hangt en de Grijze filosoof praten dolende woorden en drinken Wodka als water in limonadeglazen, gulzig en als de fles leeg is haalt Dichter de fles piskleurige absint uit de kast en schenkt die in kleine kleurige glaasjes en ze drinken zich verder verloren in tijd en ruimte en de plooien van het leven terwijl ze suikerklontjes zuigen om de bitterheid van anijs met absintalsem en venkel te milderen en als ze tegen de ochtend op de tafel in slaap vallen is de pijn verdwenen en is hun ziel glad als marmer en zijn ze als kinderen zonder geheugen en verleden en zonder hoop en verdriet en zijn ze stomdronken vreugde.
Ze wauwelen over Gaugin en Vincent en Baudelaire en de Maupassant en Oscar en Verlaine, over Degas en Manet en Toulouse-Lautrec die kromme dwerg en ze hebben het over de absintwet die in Belgie pas in 2005 werd opgegeven en ze hikken van het lachen en de alcohol en de suiker en de bitterheid die hun adem ontregelt.
Halverwege de nacht als de wodka op is en de absint overneemt vertellen ze traag en met kromme dronken woorden hoe Vincent, die bleek rossige Hollander, die mager en ingevallen was en stonk naar ongewassen kleren en zweet en pis en alcohol in Arles tevergeefs achter de vrouwen en meisjes joeg, niet eens om ze te neuken want dat hadden ze nog begrepen, maar om ze te schilderen met olieverf op doeken waarop al dingen stonden in hakende penseeltrekken en hevige kleuren en felle contouren en hoe die krankzinnige uiteindelijk enkel een ouwe demente vrouw weet te strikken en haar schildert voor de eeuwigheid en ze vertellen over musea in Amsterdam en de Veluwe en over een oud station in Parijs waar ze naar Vincents waanzin zijn gaan kijken en er over hun zintuigen struikelden als uitgehongerde kinderen die op een ovenvers brood afstormen en over een klein hotel in de buurt van Eindhoven waar Zakenman soms logeert in een dorp waar Vincent zijn smerige aardappeleters schilderde en de afstammelingen van die gedrochten in die beklemmende kamer fier zijn op die bleke kunstenaar en waar de verzamelde brieven staan op de toog van de receptie en waar de Zakenman die brieven tussen Vincent en Theo leest, zittend op het terras in de zon en nippend van een witte wijn.
De nacht wordt dag. De Dichter en de Grijze filosoof. De wereld staat stil. Eindelijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten