donderdag 1 maart 2012

Graffiti op de muren van het leven.

De tijd tikt voorwaarts. Op de muren van mijn leven verschijnt de graffiti van boodschappen en berichten en kreten die de wereld en zijn mensen roepen en riepen en zullen roepen en turend en voorzichtig fluisterend probeer ik de symbolen en tekens op de muur te ontcijferen en begrijpen en te duiden. Ik zoek de samenhang en de onderlinge verbanden en ik zoek oorzaak en gevolg. Ik ruik de geur van de spuitbussen en ik hoor het tikkende geluid als iemand de spuitbus heftig op en neer schudt, maar ik zie niemand. Ik hoor verre stemmen, ik hoor honend en uitdagend lachen, maar er is geen mens te zien, geen schaduw.


Ik zoek mijn auto met daarin het Stille Meisje, zegt Knorpot,Ik heb die auto achter gelaten bij een donker plein aan de duistere straat ergens in een dreigende stad die ik niet ken, maar die lijkt op die steden die je vinden kan in Bulgarije tussen Sofia en Golden Beach in. Ik zie onverlichte huizen en een vreemde kerk en in de straten en op het plein dwalen onheilspellend donkere gedaantes die roepen en tieren en schelden en brullen. Ik laat de auto achter en in die auto het Stille Meisje van de Zee en als ik even later terug wil keren, lijken de straten anders, en telkens ik naar rechts wil, is er geen weg naar rechts, en neig ik steeds verder naar links. Ik zie soms de toren van die kerk boven de daken van de huizen, rechts van me, maar steeds verder weg. Ik weet dat daar de auto staat en dat daar het Meisje is en ik raak niet dichterbij. Het is nacht. De straatlantarens doven. De stegen zijn steeds meer verlaten. De bomen hier zijn vreemd gevormd. Ik kom bij een groots plein. In de verte, rechts, zie ik de kerk die ik zoek. Het plein ligt opengebroken, de stenen kriskras door elkaar, putten en bergen zand, achtergelaten machines en bulldozers en daartussen snuffelend en dan mij dreigend aanstarend, grote straathonden die grommend rond me draaien, in steeds kleinere cirkels. Ik verlaat het braakliggende terrein. Ik hoor het Meisje roepen om hulp. Ik wil de straat rechtdoor, om dan aan de andere zijde van dit braak terrein, weg van de honden en de putten en de bergen zand, rechts de straat in de slaan, omdat dat veiliger lijkt. Tot mijn weg versperd wordt door grote hoge hekkens, zoals je die rond een bouwwerf kan vinden. Ik zie verkeerborden in een vreemde taal en herken zelfs de letters niet. De honden zijn me achterna gekomen. Ik zit in de val. Ginds, bij de verre kerk, ergens, staat mijn auto. Het Meisje roept me. Ik klim over de hekkens en ren de straten door en dan vind ik de auto, ineens. De deuren staan open. De auto is leeg. De straten zijn verlaten. De lichten gedoofd. Ik ben alleen.

Boerken zwijgt, want dat is wat boeren doen als ze niet zagen en klagen over het weer en Droeve Dichter mompelt dat Knorpot steeds dezelfde droom heeft.

Op de wanden van Het Donker Kot staat met krijt iets van twee zonnen aan dezelfde hemel en een kokende zee en verschroeide aarde.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten