rode wijn
bij de keukendeur.
Aan de verweerde tafel
die tekst die
ik schreef
op het vliegtuig
tussen Milaan en Brussel
zoveel jaren geleden
heb ik niet meer
Misschien nooit geschreven.
Dat het zo lang geleden is
en het er niet meer toe doet.
Dat ik misschien nog weet hoe
de woorden ongeveer
zouden geklonken hebben
als hij ik niet vergeten had.
Wandelen op de zee.
Een windstille ochtend.
Geen bries.
Het plein is leeg.
Het plein is een schelp.
Een zee zonder water.
Ik durfde het haast niet te betreden.
Wie wandelt op een volmaakt stille zee?
Wie een eerste stap op dat wateroppervlak zet
weet dat hij verdrinken kan.
Je voelt een lichte duizeling.
Een wonder.
Je wandelt op water. Of niet?
Het is van steen.
Je heelal plooit dicht
om een woord.
Het beuken van de orkaan
houdt even op.
Licht is
het oudste woord.
Geloof is licht en
licht is geloof.
Er is een buiging
in mijn heelal.
Vandaag is een oversteekplaats.
De geest is
geen perfecte dienaar.
Mijn geest stuurt me
de demonen van de nacht
in dromen
een vreselijke en
niet te beheersen
meester
monster
Enkel nooit
meer slapen
stopt de hel.
Er is een bocht
in mijn heelal.
Hier en nu.
Ik weet niet waarom.
Hulpeloos.
Emotionele pijn en
de onmogelijkheid om die pijn
in woorden te grijpen.
Die pijn zelfs
maar duidelijk te maken
aan de ander
die je woorden leest
of hoort.
Zelfs aan zichzelf vertellen
over die demonen onder het water
kan niet
lukt niet
mag niet
dat neigt naar
ziekelijk navelstaren
en zelfmedelijden.
Vlak voor het slapengaan
besluiten.
Niet slapen.
Niet durven slapen.
Wakker blijven. `
Nooit meer slapen.
Niet wandelen
op het water.
Het plein niet `
betreden.
Wandelen
op water.
Niets dempt nog mijn angsten.
In de weemoed van de nacht
vechten de angsten
zich naar de oppervlakte
en als ik slaap
worden ze de demonen
in mijn dromen.
Innerlijke geseling.
Het wateroppervlak trilt
heel even en
je weet dat ze er zijn.
Op dat oppervlak
wandelt iemand
op het water.
Op dat oppervlak
wandelt niemand
op het water.
Het plein is leeg.
Het goddelijke zwijgen.
Eerst stil. Daarna stilte.
Daarna oorverdovend.
Eerst was het beeld
en het beeld ben ik.
Het leed en
feest dat leven heet.
Alles stroomt. Ook marmer.
Het marmer is gestold.
Het is een zee
zonder water
water zonder
zee.
Buiten
lijkt iemand even
voor het raam te staan
maar daar is het donker
en binnen is het licht
en de schim buiten
is er niet meer.
Het is stil
en iemand praat
maar zij horen geen stem
en geen woorden.
Ze klinkt als
de branding van de zee
op een windstille dag
en als de zachte bries
die het duingras buigt
en de zandkorrels verplaatst
onmerkbaar en zacht.
Als een zee zonder water.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten