De hemel is helder en licht en blauw dat bijna doorzichtig wit lijkt bij de horizon en er is amper wind en tussen de uren die langs glijden, groeien werelden die traag zijn en loom en die meanderen als een trage stroom en waar de tijd soms stil staat en achterwaarts loopt zonder aarzelen en in cirkels dwalen de verhalen die mensen daar vertellen in een taal die niemand spreekt en die niemand verstaat en die niet gesproken wordt. De hemel is helder en strak en de wereld brult van de honger.
Bij de havenstad waar vroeger de polders waren en nu vrachtwagens rijden en containers op elkaar gestapeld worden staat laag in het opgehoogde bed waarop de havenindustrie raast, een kleine kerk in een krater van groen en stilte. De Zakenman parkeert zijn auto op de kasseistrook tussen de vrachtwagens waarin Poolse en Roemeense chauffeurs slapen en op zijn dure Italiaanse schoenen glijdt hij tussen de bomen en stuiken steil omlaag, schurend tegen de twijgen met zijn blauwige maatpak. Hij wandelt badend in de stilte langsheen het kerkje met de hoge gesloten poort over het bruggetje bij het water. De krater is zo hoog dat de toren zonder kruis amper zichtbaar is tussen de vrachtwagens en de containers. In de haven brandt de vlam. Een schip vaart door de polder als een groot stalen monster. Traag en onstuitbaar. Het schip lijkt de grond te klieven.
De Zakenman gaat tegen de gevel staan en kijkt omhoog. Bij de hoge gesloten deur ligt een steen met daaromheen een papier gewikkeld dat door regen en wind dun is geworden en bijna verpulvert als hij het om de steen weg haalt. Steen, papier, schaar, denkt de Zakenman en hij glimlacht. Hij leest de tekst en iets grijpt hem bij de keel en een wormgat voert hem dwars door tijd de ruimte tot op een kil strand in een voorjaar waar de wind snijdend jaagt en hij een thee drinkt in een paviljoen waar het warm is en waar de tijd buitengesloten is en met de strakke westenwind het land in waait. Hij voelt licht en zwaar en warm en koud en hij sluit de ogen en is een dag in het leven en een leven in een dag en een eeuwigheid en een fractie en hij is een splinter. Hij leest de tekst op het papier in een hakerig handschrift geschreven met zwarte bic op recyclage grauw gelijnd papier en het wormgat maakt een cirkel en sluit zichzelf. De Zakenman verdwijnt in het niets. Hij wordt adem en iemand ademt diep in en uit en de adem wordt lucht en de lucht is wind en de wind waait.
Hij kijkt op zijn polshorloge. 10 voor zes. De wereld stond stil. Even.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten