dinsdag 20 maart 2012

Het eerste groen is zwart

De lente is overdadig en legt haar zachte deken over de velden en de weides en Boerken en Knorpot proberen Dichter uit zijn Donker kot te porren om zich aan de zon te laven en zo de donkerte in zijn ziel te verlichten en te verwarmen en zo dat krakende hart te herstellen voor het barst en breekt en zo de gekraste ziel te polieren voor de krassen te diep etsen en onherroepelijke littekens laten en voor het bloed stolt en het hart stopt met kloppen en de geest ontsnapt naar nergens en altijd en nooit en overal. Ze duwen en trekken en stoempen en sleuren, maar de Dichter heeft geen zin en blijft in foetushouding op bed liggen, rillerig en in tranen en hij voelt als een ruwe rots en is even moeilijk te bewegen.

Over de Polders glijdt de schaduw van licht als was het een wolk van zon en de zee ruist en de rivier is loom en traag alsof de eerste warmte haar water dik maakt als een gelei en bijna zwart als van zwarte bessen. Over de Polders glijdt een glimlach. Over de polders zijn ogen die de wisselende kleur hebben van de zee.

Boerken en Knorpot geven op en gaan buiten zitten op stoelen onder de bomen die de eerste tekenen van blaadjes krijgen. Dichter komt naar buiten als een spook dat toevallig wakker wordt in de dag en te laat merkt dat het licht is en oplost in de zonneschijn. Hij loopt houterig als een tweepotig insect en wankel als iemand die te dronken is om het zwijmelen te verbergen. Scheef.

Hij zakt tegen een boom en fluistert stille woorden over het eerste groen aan de bomen vorig jaar en dromen en verlangens en hoop en plannen en over vervlogen hoop en verpletterde verlangens en plannen die verbrand raakten en over een lawine van ontgoochelingen en worstelen met zwart en donker en duister en kou en regen en een nijpende hand waaruit zand wegvloeit en over een open hand waarop steeds minder zand ligt en over boodschappen en stiltes en leegte en eenzaamheid en alleen zijn en smeekbedes zonder gehoor en Boerken en Knorpot hebben al spijt dat ze Dichter hebben wakker gemaakt en ze weten niet wat ze zeggen moeten en ze kijken naar het prille groen en proberen te begrijpen.

De schors van de kastanjeboom is groen met dik mos. Het gras is dun en nog donker van de winter. De grond is klam en vochtig. Dichter rilt.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten